Formules kunnen nuttig zijn bij het oplossen van feitelijke problemen en in de meetkunde. Een formule bestaat uit twee variabelen. Een variabele is een teken dat staat voor elk element van een gegeven verzameling, de basisverzameling. Indien bijvoorbeeld in een formule met twee variabelen een getal of een grootheid voor een van de variabelen wordt ingevoegd, is het resultaat een vergelijking met een onbekende.
Elke formule bevat rekenuitdrukkingen die kunnen worden opgevat als rekeninstructies (als een soort “rekenprogramma”). Termen worden gevormd met deze rekenuitdrukkingen of rekeninstructies. Termen zijn rekenkundige uitdrukkingen waarin variabelen, rekenkundige tekens, getallen en tekens kunnen voorkomen. Vergelijkingen of formules bestaan dus uit twee termen die verbonden zijn door een gelijkheidsteken. De berekeningsinstructies zijn zo kort en eenvoudig mogelijk gemaakt. Rekenen met termen is er dus in de meeste gevallen op gericht de term zo eenvoudig mogelijk te gebruiken.
De remafstand berekenen
Om deze regels beter te begrijpen, kan de procedure gemakkelijk worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. De berekening van de remafstand illustreert dit heel eenvoudig. De afstand die een voertuig aflegt van het begin tot het einde van een remproces wordt de remafstand genoemd. De tijd tussen de herkenning van een gevaar en het begin van het volledige remeffect speelt een belangrijke rol. Afleiding heeft in het wegverkeer een fataal effect naarmate de snelheid toeneemt, aangezien het voertuig een grote afstand aflegt, zelfs in een kort moment waarop de aandacht niet op de weg is gericht. In normale omstandigheden duurt het bijna een seconde voor een persoon begint te reageren. De auto blijft ongeremd rijden (de reactieafstand). De formule hiervoor bestaat uit twee termen met elk één variabele. In dit geval, de snelheid van de auto en een seconde. U wilt bepalen of u nog kunt stoppen in de resterende afstand (remweg) tot een obstakel of een stoppunt. Met andere woorden, de reactieafstand en de remafstand zijn afhankelijk van de snelheid. U moet de variabele (snelheid) altijd zo kiezen dat de remafstand (reactieafstand en remafstand samen) voldoende is om voor een obstakel tot stilstand te kunnen komen. Dit is de tweede variabele (remafstand).
De remafstand bestaat dus uit de reactieafstand en de remafstand.
De regels van het rijden gelden voor iedereen. Dit is vooral belangrijk wanneer het om rijsnelheid gaat, omdat de auto gegarandeerd remt wanneer een obstakel opdoemt, zolang de voorgeschreven snelheid maar wordt aangehouden. Dit heet “rijden op zicht”, tussen haakjes.
De formule is:
Reactieafstand R (in m): R = 3 x (v/10)
*(waarbij v de voertuigsnelheid is in km/h vóór het remmen).
Remafstand B bij goede wegcondities (d.w.z. droge weg):
B = (v/10) x (v/10) / 2
Voor een auto met een snelheid van 40 km/h is volgens de formule de reactieafstand 12 m en de remafstand 8 m. Dit geeft 20 m als stopafstand. Dit geeft 20 m als stopafstand. Dit is zeker geen absolute waarde, maar eerder een goede benadering. De remafstand wordt ook beïnvloed door het loopvlak van de band. De waarde zal aanzienlijk stijgen als u rijdt met versleten banden of banden met een geringere profieldiepte.
Samenvattend kun je zeggen dat een formule het verband aangeeft tussen variabelen, getallen of hoeveelheden. Een formule bevat doorgaans ten minste twee variabelen. Als je een getal of een grootheid voor een van deze variabelen invoegt in een formule met twee variabelen, krijg je een vergelijking met één onbekende. Termen zijn rekenkundige uitdrukkingen (rekenkundige instructies) waarin getallen, variabelen, rekenkundige symbolen en tekens op een zinvolle manier voorkomen.